Luna liep zwijgend
naast Jacques. Ze keek strak voor zich uit, probeerde een koepel rond zich op
te trekken, vlak en uitdrukkingloos, hoewel haar gedachten door elkaar heen
raasden en maar geen rust vonden. Ik ben van staal, dacht ze. IJzersterk en
ondoordringbaar. Glad en emotieloos. Onverwoestbaar. Hoe vaker ze het
herhaalde, hoe ongeloofwaardiger het klonk. Luna zuchtte. Als zichzelf moed
inpraten niet werkte, zou ze een andere aanpak gebruiken. Ze ademde diep in en
stelde zich voor dat de spanning die zich overal in haar lichaam bevond,
oplichtte. Felle bundels zilverwit licht. Daarna probeerde ze die heldere
schijnsels samen te brengen in twee draden. Met haar geest maakte ze die draden
steeds dunner en soepeler. Ze duwde ze naar haar handpalmen en liet ze daar
even rusten. Luna’s angst zat nu niet meer in haar hoofd, maar op een plaats
waar die elk moment naar buiten gebokst kon worden. Dat maakte haar al wat rustiger. In
stilte vervolgde ze haar weg. Ze vroeg zich af of ze er al bijna waren. Haar
voeten hadden dringend rust nodig. Alsof het zo voorzien was, zei Jacques
plots: ‘Stop. We zijn er.’ Luna keek op. Voor haar strekte zich een een enorme
witte vlakte uit. Op sommige plaatsen zaten diepe kraters in de grond, waarin
zich kolkende mist bevond. De grond bestond niet meer uit wolken, maar uit
fijne zandkorreltjes. Het was alsof ze zich in een woestijn bevond, maar dan
wel een kleurloze. Luna keek naar Jacques. Die stond rustig voor zich uit te
staren. Na vijf doodse minuten kwam hij eindelijk in beweging. Uit één van de
zakken in zijn gewaad, die er, dat wist Luna honderd procent zeker, eerst niet
gezeten hadden, haalde hij een lange, broze stok. Hoe die ooit in de kleine zak
gekomen was, bleef haar een raadsel. Met de stok tekende hij een patroon op de
grond. Luna keek aandachtig naar Jacques’ bewegingen. Lijntje per lijntje zag
ze wat er op de grond verscheen. Het was een ster. Een grote, maar simpele
ster, met in het midden een halve maan getekend. Jacques zoog op het puntje van
zijn tong, en ging met de stok naar het midden van de ster. Hij sloeg twee keer
kort en twee keer lang op de afbeelding van de maan. Na dat te hebben gedaan,
haastte hij zich naar Luna toe en greep haar hand, om haar weg te trekken van
de plaats met de ster en de maan. En dat had hij beter niet gedaan.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten